In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand en de terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten. Appellanten ontvingen sinds 17 januari 2011 bijstand op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van anonieme tips over mogelijke handel in gestolen goederen, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellanten in de periode van 2 oktober 2013 tot en met 23 juli 2016 in totaal 573 advertenties op Marktplaats hadden geplaatst, wat hen een aanzienlijke inkomsten opleverde. De Raad oordeelde dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door deze inkomsten niet te melden, wat leidde tot de intrekking van hun bijstand en de terugvordering van € 53.970,26.
Appellanten voerden aan dat de informatie die door de sociale recherche bij Marktplaats was opgevraagd onrechtmatig was verkregen en dat hun privacy ongerechtvaardigd was geschonden. De Raad verwierp deze argumenten en stelde vast dat de gegevens openbaar toegankelijk waren en dat het opvragen van deze gegevens gerechtvaardigd was in het belang van het economisch welzijn van Nederland. De Raad oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand.
De Raad vernietigde echter het besluit van het college voor zover het de intrekking van bijstand over de periode van 1 december 2014 tot en met 30 juni 2015 betrof, omdat er in die periode geen advertenties waren geplaatst. De Raad droeg het college op om een nieuw besluit te nemen over de terugvordering, waarbij rekening moest worden gehouden met de vernietiging van de intrekking over de genoemde periode. De kosten van de rechtsbijstand voor appellanten werden begroot op € 3.072,-.