In deze zaak hebben de erven en/of rechtverkrijgenden van wijlen [betrokkene] een verzoek om wraking ingediend tegen de rechters van de Centrale Raad van Beroep. Dit verzoek volgde op een hoger beroep dat was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport betrokken was. De zitting vond plaats op 4 oktober 2019, waar het verzoek om wraking werd toegelicht in een e-mail op 16 oktober 2019.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges 2013 besproken. Het verzoek om wraking werd niet in behandeling genomen, omdat de aangevoerde gronden betrekking hadden op het functioneren van de Raad als geheel en niet specifiek op de behandelend rechter. De Raad oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trokken.
De beslissing om het verzoek om wraking niet in behandeling te nemen werd genomen door de voorzitter B.J. van de Griend en de leden R.E. Bakker en E. Dijt, met P.W.J. Hospel als griffier. De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 oktober 2019, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.