ECLI:NL:CRVB:2019:3167
Centrale Raad van Beroep
Afwijzing verzoek om wraking van de behandelend rechter in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de behandelend rechter, mr. H. Lagas. Verzoeker had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 december 2016, waarin hij betrokken was bij een geschil met de minister van Defensie. Tijdens de zitting op 29 augustus 2019 heeft verzoeker de behandelend rechter gewraakt, omdat hij meende dat de afwijzing van zijn aanhoudingsverzoek een blijk van vooringenomenheid was. De behandelend rechter heeft in een brief van 11 september 2019 laten weten niet te berusten in de wraking.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat wraking alleen kan plaatsvinden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Procedurele beslissingen, zoals de afwijzing van een aanhoudingsverzoek, kunnen niet als grond voor wraking dienen. De Raad stelt dat de motivering van een procedurele beslissing ook niet kan leiden tot wraking, tenzij deze motivering objectief gezien als vooringenomenheid kan worden geïnterpreteerd. In dit geval was daar geen sprake van.
De Raad concludeert dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2019.