Uitspraak
16.4703 WAO
OVERWEGINGEN
1.“
beperkt, kan niet of nauwelijks knielend of hurkend met de handen de grond bereiken”, met de aanvullende toelichting “
sterk beperkt”. Daartoe heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 4 april 2019 opgemerkt dat ook uit onderzoek door de deskundige is gebleken dat appellante bij buigen in de rug/heupen, tot op vijftien centimeter na, grondbereik heeft. Niet valt in te zien dat zij nooit iets van de grond zou kunnen oprapen. De beperking op beoordelingspunt 5:5 behoeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanscherping, omdat daarop al de maximale beperking is gegeven, namelijk “
beperkt”. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bij rapport van 4 april 2019, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, te kennen gegeven dat volgens de deskundige de schuttershouding voor appellante niet mogelijk is, evenals licht buigen in de knieën. Hij heeft het CBBS geraadpleegd, waarbij is gebleken dat één van de eerder geselecteerde functies niet langer als passend werd gepresenteerd. De resterende vier functies blijven volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onveranderd geschikt voor appellante. Op basis van de functies productieplanner, werkvoorbereider (SBC-code 513010), schadecorrespondent (SBC-code 516080) en telefonist/receptionist (SBC-code 515204) is per 16 juli 2014 een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van 19,96%, waardoor de arbeidsongeschiktheid onverminderd is ingedeeld in de klasse 15 tot 25%.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 18 december 2014;
- herroept het besluit van 8 mei 2014;
- bepaalt dat appellante vanaf 16 juli 2014 recht heeft op een WAO-uitkering berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van
- veroordeelt het Uwv tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.200,-;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.111,54;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 169,- vergoedt.