4.7.De volgende bedragen komen voor overname op grond van hoofdstuk IV van de WW in aanmerking:
a. Basisloon: Appellant heeft recht op overname van het basisloon over maximaal
13 weken voorafgaande aan dag van opzegging door de curator en de opzegtermijn van 6 weken op grond van artikel 40 van de Faillissementswet. Het oorspronkelijke basisloon bedroeg € 13.750,- bruto per maand, te vermeerderen met de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen minimale jaarlijkse salarisverhoging per 2014 en per 2015 van 4%. Dit is € 14.872,- bruto per maand. Over de periode van
22 juli 2015 tot en met 30 september 2015 (10 weken) heeft [BV 1] alleen het oorspronkelijke basisloon uitbetaald en heeft appellant nog recht op het verschil tussen € 14.872,- bruto en € 13.750,- bruto per maand, zijnde € 1.122,- per maand. Over de periode van 22 juli 2015 tot en met 30 september 2015 betreft dat een bedrag van
€ 2.589,23. Over de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 november 2015
(9 weken) heeft appellant geen loon ontvangen van [BV 1] en heeft hij recht op
€ 14.872,- bruto per maand, hetgeen overeenkomt met een bedrag van € 30.888,-. Appellant heeft in totaal nog recht op € 33.477,23 bruto aan basisloon.
Vakantietoeslagen niet opgenomen vakantiedagen: Appellant heeft recht op 8% vakantietoeslag over het overeengekomen basissalaris van € 14.300,- over de maand december 2014 en € 14.872,- bruto per maand over de periode van 1 januari 2015 tot en met 30 november 2015. Dat is samen € 14.212,-. Daarnaast heeft appellant recht op vergoeding van niet opgenomen vakantiedagen. De omvang van dit laatste recht is door het Uwv berekend op € 17.134,62 en partijen zijn het hierover eens. Deze posten tezamen levert een totaal op van € 31.346,62.
c. Vergoedingen voor woonruimte, auto, ziektekostenverzekering en vliegtickets: Met betrekking tot deze looncomponenten had appellant op grond van zijn arbeidsovereenkomst recht op een vergoeding van in totaal € 56.800,- per jaar. Hij heeft recht op overname van 19/52e deel van dat bedrag, zijnde € 20.753,84.
d. Bonussen:
De sign on bonus is een vergoeding die appellant heeft ontvangen van zijn werkgever als een soort beloning voor het opgeven van zijn dienstbetrekking in Maleisië en het aanvaarden van het nieuwe dienstverband in Europa. Met de bonus werd beoogd de binding aan de werkgever (nog verder) te versterken. Het totale, daarmee gemoeide bedrag van € 160.000,- werd niet ineens uitbetaald, maar verdeeld in vier gelijke delen van € 40.000,- over de eerste vier jaar van de arbeidsovereenkomst. Een deel was per jaar opeisbaar, maar appellant kon daar ook van afzien, en het verschuldigde bedrag op een later moment in totaal vorderen. Aldus was per 1 januari 2013 het eerste deel ter hoogte van € 40.000,- direct opeisbaar. Omdat appellant tot aan de datum van het faillissement geen gebruik had gemaakt van het recht om de betaling van de op dat moment verschuldigde bonus op te eisen, bedroeg deze vordering op de faillissementsdatum € 120.000,-. Weliswaar waren er afspraken over de betaling van de sign on bonus over een periode die ook thans aan de orde is, maar daarmee is deze vordering niet toe te wijzen aan een periode bedoeld in artikel 64, van de WW (vergelijk de uitspraak van de Raad van 14 augustus 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1408). Dat betekent dat dit loonbestanddeel niet voor overname in aanmerking komt. De performance bonus komt wegens gerede twijfel niet voor overname in aanmerking. De verklaring van [naam 1] dat deze jaarlijkse prestatiebonus ‘no matter what’ zou worden uitgekeerd is niet in overeenstemming met wat appellant en werkgever op
24 juni 2012 zijn overeengekomen. Onderdeel 1.4 van de arbeidsovereenkomst verwijst naar deze afspraken, waarin verschillende bonus ‘targets’ zijn genoemd. Niet duidelijk is dat deze prestaties ten tijde hier van belang al waren gerealiseerd.
Appellant had ten slotte recht op een ‘special bonus’ van jaarlijks minimaal € 40.000,- en maximaal € 120.000,- voor het eerst eind 2013. Ofschoon in de arbeidsovereenkomst niet is uitgewerkt hoe de speciale bonus werd berekend, staat wel vast dat appellant ten minste recht had op een speciale bonus van € 40.000,- per jaar. Daarom komt aan speciale bonus voor overname in aanmerking een bedrag van 19/52 maal € 40.000,-, zijnde € 14.615,38. Totaal: € 29.230,76.