ECLI:NL:CRVB:2018:986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor homeopathische middelen en beoordeling van dringende redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van homeopathische middelen, maar deze aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom afgewezen. Het college stelde dat er voorliggende voorzieningen waren die in de weg stonden aan de verlening van bijstand, en dat er geen zeer dringende redenen waren om af te wijken van deze regel.
De appellant voerde aan dat hij ernstige psychische problemen had en dat de homeopathische middelen hem hielpen om zijn lijden te verlichten. Hij stelde dat hij niet kon vertrouwen op conventionele medicatie vanwege de bijwerkingen en dat hij suïcidale gevoelens had. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet had aangetoond dat het niet gebruiken van de homeopathische middelen zou leiden tot een acute noodsituatie of levensbedreigende situatie. De Raad benadrukte dat de beleving van de appellant niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van zeer dringende redenen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college niet bevoegd was om de bijzondere bijstand toe te kennen. De Raad wees ook het beroep op het vertrouwensbeginsel af, omdat er geen ondubbelzinnige toezeggingen waren gedaan door het college. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de homeopathische middelen.