ECLI:NL:RBZWB:2021:3765
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en griffierecht
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. Eiser had op 2 april 2019 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht, maar het college heeft deze aanvraag op 16 mei 2019 afgewezen. Het college stelde dat eiser voldoende draagkracht had om de kosten zelf te voldoen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 2 april 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 10 juni 2021 de zaak heeft behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser samenwoont met drie andere personen die als kostendelende medebewoners worden beschouwd. Eiser had een jaarinkomen van € 11.317,68, wat volgens het college betekent dat hij voldoende draagkracht heeft om de kosten van € 546,- zelf te kunnen betalen. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geoordeeld dat eiser niet als kostganger, maar als kostendeler moet worden beschouwd, en dat de kosten voor medicatie niet in de berekening van de draagkracht meegenomen hoeven te worden. Eiser deed een beroep op dringende redenen voor bijzondere bijstand, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 16 van de Participatiewet, omdat hij voldoende draagkracht had. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling.