ECLI:NL:CRVB:2018:62
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag bijstandsverlening na weigering medewerking aan huisbezoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. Appellant heeft van 1 april 1997 tot 1 oktober 2009 bijstand ontvangen en heeft zich op 1 december 2014 opnieuw gemeld voor bijstand. Het college heeft twijfels over de juistheid van de door appellant verstrekte informatie en heeft waarnemingen verricht in de nabijheid van zijn opgegeven adres. Deze waarnemingen hebben geleid tot de conclusie dat appellant zijn medewerking aan een huisbezoek heeft geweigerd, wat volgens het college een schending van zijn medewerkingsverplichting inhoudt. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de waarnemingen door het college rechtmatig waren. De Raad oordeelt dat er voldoende grond was voor het afleggen van een huisbezoek, gezien de twijfels over de woon- en leefsituatie van appellant. De Raad concludeert dat de inbreuk op de privacy van appellant gerechtvaardigd was, gezien het belang van het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellant ongegrond.