ECLI:NL:CRVB:2017:3441
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.M.G. Hink
- M. Ter Brugge
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en onderzoeksmethoden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 12 september 2013 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats op basis van het vermoeden dat appellante samen met haar partner, [X], een gezamenlijke huishouding voerde op het uitkeringsadres. Dit vermoeden werd onderbouwd door waarnemingen van de gemeente Moerdijk, die gedurende een bepaalde periode observaties heeft uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat de waarnemingen een inbreuk vormden op het recht op privéleven van appellante, maar dat deze inbreuk gerechtvaardigd was in het kader van het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand over de periode van 18 augustus 2014 tot 13 oktober 2014 niet voldoende feitelijke grondslag had, terwijl dit voor de periode van 13 oktober 2014 tot 3 november 2014 wel het geval was. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor het hoger beroep van appellante slaagde. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en de intrekking van de bijstand over de eerste periode herroepen. Tevens is het dagelijks bestuur veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 2.970,- bedragen.