ECLI:NL:CRVB:2018:538
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- P.W. van Straalen
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Herziening van boete opgelegd aan appellanten wegens schending van inlichtingenverplichting in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin een boete was opgelegd aan appellanten wegens het niet melden van inkomsten uit een WW-uitkering. Appellanten ontvingen sinds 22 maart 2013 bijstand op basis van de Participatiewet. Na een signaal van de Belastingdienst dat appellante een WW-uitkering ontving, heeft de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden, wat resulteerde in een terugvordering van bijstandsuitkeringen en een boete van € 2.273,83. De rechtbank matigde deze boete tot € 1.670,-, maar appellanten gingen in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant, de partner van appellante, geen verwijt kan worden gemaakt van de schending van de inlichtingenverplichting, omdat hij niet op de hoogte was van de WW-uitkering van appellante. De Raad herroept de boete die aan appellant was opgelegd, maar bevestigt de boete aan appellante. De Raad benadrukt dat voor het opleggen van een bestuurlijke boete aan een gezinslid, er een persoonlijk verwijt moet zijn. De Raad oordeelt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat appellant geen verwijt kan worden gemaakt, en vernietigt de uitspraak van de rechtbank in zoverre. De Raad veroordeelt het college in de proceskosten van appellanten en bepaalt dat het college het griffierecht vergoedt.