Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.002,-;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de boeteoplegging aan een studerende, betrokkene, door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, omdat zij niet woonachtig zou zijn op haar basisregistratie personen (brp)-adres. De Minister had de studiefinanciering van betrokkene herzien en een bestuurlijke boete opgelegd na een uitwonendencontrole. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het boetebesluit vernietigd, omdat de Minister geen onderzoek had verricht naar de periode vóór 22 oktober 2014, waardoor het wettelijk vermoeden niet kon worden gebruikt om de overtreding te bewijzen.
In hoger beroep heeft de Minister aangevoerd dat het gebruik van het wettelijk vermoeden niet in strijd is met de onschuldpresumptie en dat de boete van 50% van het teruggevorderde bedrag wettelijk is toegestaan. De Raad heeft geoordeeld dat de Minister in zijn standpunt kan worden gevolgd, maar dat dit niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De Raad heeft vastgesteld dat de boeteoplegging is gebaseerd op de bevindingen van een onderzoek naar de woonsituatie van betrokkene, maar dat het rapport van de controleurs niet als bewijs kan worden toegelaten. De Raad heeft ook geoordeeld dat de verklaring van betrokkene, die erkende niet op haar brp-adres te wonen, voldoende op zichzelf staat en niet in direct verband staat met onrechtmatig verkregen bewijs.
Uiteindelijk heeft de Raad geconcludeerd dat de gewekte twijfel betekent dat het wettelijke vermoeden niet kan worden gebruikt om de overtreding te bewijzen in de periode voorafgaand aan 22 oktober 2014, wat betekent dat er geen boete kan worden opgelegd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, met verbetering van de gronden, en de Minister is veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.