ECLI:NL:CRVB:2018:451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische situatie van appellante in het kader van de Ziektewet en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die ziek was gemeld met schouder- en psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar ziekengeld per 7 maart 2015 zou beëindigen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv had vastgesteld dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De Centrale Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft ingesteld naar de medische situatie van appellante. Er zijn geen aanwijzingen dat medische informatie ontbreekt en de rechtbank heeft geoordeeld dat de functionele mogelijkheden van appellante correct zijn vastgesteld. Appellante had in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor haar waren. De Raad oordeelt echter dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt.