ECLI:NL:CRVB:2020:1913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na beoordeling van medische belastbaarheid en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die lijdt aan de ziekte van Crohn en psychische klachten zoals PTSS, had zich ziek gemeld op 14 november 2016. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 15 december 2017 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft de procedure en de eerdere uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant beoordeeld. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. In hoger beroep heeft appellant opnieuw zijn gronden van beroep herhaald, waarbij hij stelde dat zijn fysieke en psychische beperkingen niet goed waren ingeschat. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische situatie van appellant adequaat hadden beoordeeld.
De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de verzoeken om inschakeling van een deskundige, verworpen. De Raad oordeelde dat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling door het Uwv en dat de geselecteerde functies, zoals baliemedewerker en productiemedewerker, passend waren voor appellant. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 19 februari 2018 gegrond verklaard, maar het beroep tegen het besluit van 28 januari 2020 ongegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.