ECLI:NL:CRVB:2018:4200
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wijziging bijstandsnorm naar gehuwden en beoordeling verblijfsrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die bijstand ontving naar de norm voor alleenstaande ouders, verzocht om wijziging van de bijstandsnorm naar die voor gehuwden, omdat zijn partner, appellante, weer bij hem was komen wonen. Appellante had eerder haar verblijfsrecht verloren na emigratie naar Roemenië en was in 2014 teruggekeerd naar Nederland. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft het verzoek om wijziging van de bijstandsnorm afgewezen, omdat appellante geen recht op bijstand had op grond van haar verblijfsrechtelijke positie. De Raad oordeelde dat het college niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen overleg te plegen met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verblijfsstatus van appellante. De Raad bevestigde dat appellante in de te beoordelen periode niet gelijkgesteld kon worden met een Nederlander en dus geen recht op bijstand had. Het beroep op de hardheidsclausule werd afgewezen, omdat deze niet van toepassing is op vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf. De Raad concludeerde dat het college het verzoek om wijziging van de bijstandsnorm terecht heeft afgewezen en bevestigde de aangevallen uitspraak.