Uitspraak
16.2180 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 22 september 2015 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De Raad heeft zich gebogen over de vraag of de Sociale verzekeringsbank (Svb) een kostenvergoeding in bezwaar kan verrekenen met een vordering op betrokkene. De Svb had in 2015 vastgesteld dat betrokkene te veel bijstand had ontvangen en besloot dit te verrekenen met het ouderdomspensioen van betrokkene. Na bezwaar werd de maandelijkse inhouding verlaagd, maar de kostenvergoeding voor rechtsbijstand werd verrekend met de openstaande vordering, wat betrokkene aanvocht.
De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond en vernietigde het besluit van de Svb, omdat de kostenvergoeding niet met de vordering kon worden verrekend. De rechtbank oordeelde dat de vergoeding geacht moest worden te zijn toegekend aan de rechtshulpverlener, niet aan betrokkene zelf. In hoger beroep heeft de Svb zich tegen dit oordeel gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 8 november 2016 eerder geoordeeld dat verrekening tussen het bestuursorgaan en de betrokkene voorrang heeft boven betaling aan een derde, zoals de rechtshulpverlener.
De Raad heeft geconcludeerd dat de Svb bevoegd was om de kostenvergoeding te verrekenen met de vordering op betrokkene, en dat de rechtbank dit niet had onderkend. Het hoger beroep van de Svb slaagde, en de Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.