ECLI:NL:CRVB:2017:879
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsverlening naar de kostendelersnorm voor gehuwden met een niet-rechthebbende partner
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 februari 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Verzoeker, die gehuwd is met een niet-rechthebbende partner, had een verzoek ingediend om bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, omdat hij en zijn gezin in een acute financiële noodsituatie verkeerden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker en zijn gezin, bestaande uit twee minderjarige kinderen, onvoldoende middelen van bestaan hebben door de wijziging van de bijstandsverlening van de norm voor gehuwden naar de kostendelersnorm. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam niet zorgvuldig had gehandeld door geen rekening te houden met de individuele omstandigheden van verzoeker en zijn gezin. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat het college met ingang van 1 oktober 2016 aan verzoeker een voorschot op de bijstand moet verlenen ter hoogte van 20% van de bijstandsnorm voor gehuwden. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 990,- en moet het college het betaalde griffierecht van € 124,- vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om bijstandsverlening af te stemmen op de specifieke situatie van de aanvrager, vooral in gevallen van gehuwden met een niet-rechthebbende partner.