In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die sinds 2012 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag. Deze aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht afgewezen, omdat de appellant in de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag meerdere maatregelen had opgelegd gekregen wegens het niet nakomen van arbeidsverplichtingen. De Raad oordeelt dat het college bij de afwijzing van de aanvraag niet voldoende rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden van de appellant. De Raad benadrukt dat, hoewel het beleid van het college in het algemeen uitgaat van onvoldoende inspanningen bij bijstandsgerechtigden die maatregelen opgelegd krijgen, er altijd een individuele beoordeling moet plaatsvinden. Het beleid van het college, dat een aanvraag om een individuele inkomenstoeslag afwijst zonder individuele beoordeling bij opgelegde maatregelen, gaat in dit geval de grenzen van een redelijke beleidsbepaling te buiten. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden, en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.002,-.