ECLI:NL:CRVB:2018:3093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp en persoonsgebonden budget onder de Wmo 2015
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van huishoudelijke hulp aan appellante op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante, die lijdt aan lichamelijke beperkingen en pijncollapsen, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen, die haar een persoonsgebonden budget (pgb) had toegekend voor 11 uur en 45 minuten hulp per week. De Raad oordeelde dat appellante niet voldoende had onderbouwd waarom de toegekende hulp niet voldeed aan haar behoeften. De Raad bevestigde dat de boodschappenservice als een algemeen gebruikelijke dienst kan worden aangemerkt, waardoor het college niet verplicht was om extra uren voor boodschappen toe te kennen. Tevens werd het gehanteerde uurtarief van € 13,74 voor hulp bij het huishouden als redelijk beoordeeld, aangezien er geen medische indicatie was voor een hoger tarief. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen van appellante niet slagen en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg.