ECLI:NL:CRVB:2018:3045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- A.I. van der Kris
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit Uwv inzake Wajong-uitkering met nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wajong-uitkering. Appellant, geboren in 1969, had op 29 september 2014 een aanvraag ingediend voor ondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). Het Uwv had eerder vastgesteld dat appellant niet in aanmerking kwam voor arbeidsondersteuning, omdat hij naar verwachting binnen een jaar weer zou kunnen werken. Dit besluit werd in een later stadium door het Uwv gehandhaafd, ondanks het indienen van een bezwaar door appellant.
Tijdens de procedure heeft appellant nieuwe medische informatie overgelegd, waaruit blijkt dat hij lijdt aan verschillende ontwikkelingsstoornissen, waaronder Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en ADHD. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en geen aanleiding zag om de eerdere besluiten te herzien. Appellant heeft echter in hoger beroep gesteld dat er sprake is van nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden die een heroverweging van het besluit rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv zijn eerdere besluit niet had mogen handhaven, omdat er wel degelijk sprake was van nieuw gebleken feiten. De Raad heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.254,50 bedragen. De uitspraak is gedaan op 26 september 2018.