ECLI:NL:CRVB:2018:2546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en maatgevende arbeid bij psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante. Appellante had van 14 december 2004 tot 30 november 2010 gewerkt als secretaresse bij een werkgever en was daarna in aanmerking gekomen voor een WW-uitkering. Op 14 april 2014 trad zij in dienst bij een andere werkgever als secretaresse, maar meldde zich op 25 april 2015 ziek vanwege psychische klachten. Het Uwv concludeerde dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor een ZW-uitkering en dat haar maatgevende arbeid de functie bij de tweede werkgever was. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar eerdere functie als secretaresse bij de eerste werkgever als maatgevende arbeid moest worden aangemerkt, omdat deze functie een hoger uurloon had.
De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat de laatst verrichte arbeid de maatgevende arbeid was. De Raad bevestigde dat de hoofdregel is dat de laatst verrichte arbeid als maatgevend wordt aangemerkt, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De Raad concludeerde dat het Uwv consistent beleid had gevoerd en dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitzonderingssituatie. De rechtbank had de zaak correct beoordeeld en de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank.