ECLI:NL:CRVB:2018:2385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde autoregistraties en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten is bevestigd. Appellanten ontvingen sinds 1 maart 2006 bijstand op basis van de Participatiewet. Tijdens een onderzoek door de gemeente Enschede bleek dat appellant in de periode van 2006 tot 2014 meerdere kentekens van voertuigen op zijn naam had staan, waarvan hij geen melding had gemaakt bij het college. Dit leidde tot de intrekking van de bijstand over verschillende maanden en een terugvordering van in totaal € 28.116,12. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft de besluiten in een later stadium aangepast, waarbij de terugvordering werd verlaagd tot € 26.596,12 en de boete tot € 1.667,48.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep geoordeeld dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de transacties met de voertuigen. De Raad heeft vastgesteld dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de terugvordering heeft opgelegd, aangezien niet kon worden vastgesteld of appellanten recht hadden op bijstand in de maanden waarin de transacties plaatsvonden. De Raad heeft ook geoordeeld dat de verjaring van de terugvordering niet aan de orde was, omdat het college pas na het onderzoek op de hoogte was van de feiten die tot de vordering leidden. De opgelegde boete werd als evenredig beschouwd aan de ernst van de overtreding.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.