ECLI:NL:CRVB:2018:2090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-gemelde inkomsten uit verkoop via Facebook
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante is behandeld. Appellante ontving sinds 23 juli 2008 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een melding over mogelijke inkomsten uit de verkoop van goederen via Facebook, heeft de gemeente Arnhem een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van haar inkomsten uit de verkoop van goederen. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft daarop de bijstand van appellante over een bepaalde periode ingetrokken en een boete opgelegd. De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, met uitzondering van de boete, die werd gematigd.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet op de hoogte was van haar verplichtingen en dat de intrekking van de bijstand onterecht was. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellante na 12 februari 2014 nog inkomsten heeft gegenereerd uit haar Facebook-activiteiten. De Raad heeft de intrekking van de bijstand over de periode van 13 februari 2014 tot 5 maart 2014 vernietigd, maar de intrekking voor de andere periodes en de boete bevestigd. Tevens is geoordeeld dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding voor appellante.