ECLI:NL:CRVB:2018:1418
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand ter compensatie van inkomensterugval door kostendelersnorm
In deze zaak heeft appellante op 9 juni 2015 bijzondere bijstand aangevraagd ter compensatie van de inkomensterugval door de toepassing van de kostendelersnorm per 1 juli 2015. Appellante ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande en woonde samen met haar meerderjarige zoon, die een Wajong-uitkering ontving. Het Drechtstedenbestuur heeft de aanvraag afgewezen, omdat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die noodzakelijke kosten van het bestaan met zich meebrachten. De rechtbank Rotterdam heeft de beroepen tegen de besluiten van het bestuur ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de hoger beroepen tegen deze uitspraken behandeld. De Raad oordeelt dat de aanvraag van appellante niet kan worden toegewezen, omdat de kostendelersnorm op haar situatie van toepassing is en er geen schrijnende omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De Raad bevestigt dat de bijstandsverlening onder de Participatiewet (PW) een strikt onderscheid maakt tussen algemene en bijzondere bijstand. De Raad concludeert dat het bestuur de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat appellante niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand op basis van de door haar aangevoerde omstandigheden.
De Raad wijst erop dat de wetgever met de kostendelersnorm rekening houdt met de voordelen van het delen van kosten in een gezamenlijke woonsituatie. De Raad concludeert dat appellante niet kan aantonen dat haar situatie zo bijzonder is dat de bijstand verhoogd moet worden. De Raad bevestigt de uitspraken van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.