ECLI:NL:CRVB:2016:3876
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij bijstandsverlening aan appellant die inwoont bij zoon en schoondochter
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet (PW) in aanvulling op zijn WAO-uitkering. De bijstand werd beëindigd omdat de kostendelersnorm van toepassing was, aangezien appellant inwoonde bij zijn zoon en schoondochter. De Raad oordeelde dat de kosten van medicijnen van appellant niet onder de algemene kosten van bestaan vallen en dat hij bijzondere bijstand kan aanvragen voor deze kosten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad benadrukte dat de kostendelersnorm is ingevoerd om rekening te houden met de voordelen van het delen van kosten in een gezamenlijke woning. De aard van het inkomen van medebewoners is niet relevant voor de toepassing van deze norm. Appellant's argument dat de kostendelersnorm tot onaanvaardbare financiële problemen leidt, werd verworpen, omdat de kosten van medicijnen niet als algemene kosten van bestaan worden beschouwd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak zonder veroordeling in proceskosten.