ECLI:NL:RBDHA:2017:11620
Rechtbank Den Haag
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake bijzondere bijstand en de toepassing van de Participatiewet met betrekking tot een gehuwde met een niet-rechthebbende partner
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 oktober 2017, wordt de zaak behandeld van een eiser die bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 29 februari 2016. De eiser, gehuwd met een echtgenote zonder geldige verblijfstitel, ontving eerder bijstand naar de norm van alleenstaande ouder. De rechtbank gaat in op de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, die de aanvraag voor verlenging van de bijstandsuitkering heeft afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de wetgeving rondom de Participatiewet (Pw) en de kostendelersnorm van invloed zijn op de bijstandsverlening aan de eiser, die met een aanzienlijke inkomensachteruitgang te maken heeft door de wijziging van de bijstandsnormen.
De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de individuele situatie van de eiser en zijn minderjarige kinderen. De rechtbank benadrukt dat het college de mogelijkheid heeft om in individuele gevallen bijzondere bijstand te verlenen en dat het niet voldoende is om de eiser te verwijzen naar de Belastingdienst voor een oplossing. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, waarbij het college binnen twee weken moet meedelen of het gebruik maakt van deze gelegenheid en binnen acht weken het gebrek moet herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.
De uitspraak is van belang voor de interpretatie van de Participatiewet en de rechten van gehuwden met een niet-rechthebbende partner, en benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen door het bestuursorgaan in dergelijke situaties.