ECLI:NL:CRVB:2017:3994
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.H.M. van de Ven
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van ten onrechte verleende toeslag in verband met inwonende zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een gemeentelijke toeslag op bijstandsverlening aan appellant, die sinds 19 augustus 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente had de toeslag verlaagd van 20% naar 10% omdat er een meerderjarige zoon van appellant op hetzelfde adres stond ingeschreven. Appellant betwistte dat zijn zoon feitelijk op dat adres woonde en voerde aan dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de feitelijke woonsituatie.
De Raad oordeelde dat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat de zoon van appellant daadwerkelijk op het uitkeringsadres woonde. De Raad benadrukte dat de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) niet doorslaggevend is en dat het college nader onderzoek had moeten doen. De Raad vernietigde de eerdere besluiten van het college en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, die in totaal € 5.445,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 14 november 2017.