ECLI:NL:CRVB:2017:3643
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet melden van inkomsten en boete oplegging
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 3 mei 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug heeft op basis van bankafschriften vastgesteld dat appellante niet heeft gemeld dat zij stortingen ontving op haar bankrekeningen. Deze stortingen, die varieerden van € 50,- tot € 845,-, leidden tot de conclusie dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. Het dagelijks bestuur heeft daarop besloten om de bijstand van appellante te herzien en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat resulteerde in een terugvordering van € 7.071,03.
Daarnaast heeft het dagelijks bestuur een boete opgelegd van € 2.290,-, die na bezwaar werd verlaagd tot € 1.160,-. De hoogte van de boete was gebaseerd op een percentage van het benadelingsbedrag. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van haar verplichtingen en dat de boete onterecht was opgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante haar inlichtingenverplichting inderdaad had geschonden, maar dat de boete niet correct was vastgesteld. De Raad heeft de boete uiteindelijk vastgesteld op € 1.048,57, en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd.
De Raad heeft ook geoordeeld dat het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, met een totaalbedrag van € 1.980,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 oktober 2017.