ECLI:NL:CRVB:2017:251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten gebruiksgoederen na detentie en echtscheiding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die samen met zijn ex-echtgenote bijstand ontving, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van gebruiksgoederen na een echtscheiding en detentie. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Huizen, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die de kosten rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende had aangetoond dat hij niet in staat was om te reserveren voor deze kosten, en dat de echtscheiding op zich niet als een bijzondere omstandigheid kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde dat de appellant, ondanks zijn situatie, niet voldeed aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand zoals vastgelegd in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank had eerder de afwijzing van de aanvraag gedeeltelijk vernietigd, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende rekening had gehouden met de eigen keuze van de appellant in de boedelscheiding. De Raad concludeerde dat de appellant zijn situatie niet substantieel kon onderscheiden van andere gevallen van echtscheiding en dat de kosten voor de inboedelgoederen niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.