ECLI:NL:CRVB:2016:4417
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning bijzondere bijstand voor woninginrichting en de toepassing van gemeentelijk beleid
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijzondere bijstand voor woninginrichting aan appellant, die na zijn echtscheiding geen eigen inboedel meer had. Appellant diende op 17 februari 2014 een aanvraag in voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg kende hem bij besluit van 12 maart 2014 bijzondere bijstand toe tot een bedrag van € 3.773,-, waarvan de helft als geldlening en de andere helft als gift. Het college baseerde deze beslissing op het gemeentelijk beleid, dat stelt dat bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen als leenbijstand wordt verstrekt, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van dit beleid rechtvaardigen.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat hij niet verantwoordelijk was voor het ontbreken van een inboedel, omdat hij deze niet kon meenemen na zijn echtscheiding. Hij stelde dat bijzondere omstandigheden hem zouden moeten vrijstellen van het beleid van het college.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden om van het beleid af te wijken, aangezien hij vanaf oktober 2013 een inkomen boven de bijstandsnorm had. De Raad bevestigde dat het college de bijzondere bijstand in zijn geheel als leenbijstand had moeten toekennen, maar dat het college al ten gunste van appellant had afgeweken door de helft als gift toe te kennen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.