In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een ontslagbesluit van de Directeur-Generaal van de Statistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De appellant, een ambtenaar die sinds 1981 werkzaam was bij het CBS, was ontslagen wegens ongeschiktheid. De Raad oordeelde dat de beoordeling van de appellant op voldoende gronden berustte, maar dat het ontslag onterecht was verleend. De Raad stelde vast dat de ongeschiktheid van de appellant haar grond vond in een medische aandoening, namelijk de stoornis van Asperger. De directeur-generaal was niet bevoegd om de appellant te ontslaan op basis van ongeschiktheid anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken. De Raad vernietigde het ontslagbesluit en herstelde de appellant in zijn functie. De uitspraak benadrukt het belang van het onderzoeken van medische oorzaken bij ontslagbesluiten en de verplichting van werkgevers om rekening te houden met de gezondheidstoestand van hun werknemers.
De appellant had in de jaren voorafgaand aan het ontslag meerdere negatieve beoordelingen ontvangen, maar deze waren niet aangevochten. De Raad oordeelde dat de beoordelingen op voldoende gronden berustten, maar dat de omstandigheden waaronder de appellant zijn werk moest uitvoeren, waaronder zijn medische toestand, niet voldoende waren meegewogen in de ontslagprocedure. De Raad concludeerde dat de directeur-generaal niet bevoegd was om de appellant te ontslaan op de door hem aangevoerde gronden, en dat de appellant recht had op herplaatsing.