ECLI:NL:CRVB:2014:905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Beuker-Tilstra
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een rechterlijk ambtenaar in opleiding en de gevolgen van persoonlijke omstandigheden op de beoordeling
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een rechterlijk ambtenaar in opleiding (raio) die in tijdelijke dienst was bij de rechtbank Amsterdam. Appellant, die per 1 april 2010 was aangesteld, heeft gedurende zijn opleiding verschillende beoordelingen ontvangen. De eerste beoordeling over de periode van 1 oktober 2010 tot 14 juli 2011 resulteerde in een score B (onvoldoende). Na een herkansingsperiode bij de rechtbank Haarlem, waar hij een score C (voldoende) behaalde, vervolgde hij zijn opleiding bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Amsterdam. Gedurende deze periode zijn er meerdere voortgangsgesprekken gevoerd, maar de uiteindelijke beoordeling op 20 november 2012 resulteerde opnieuw in een score B, wat appellant betwistte.
Appellant stelde dat hij onvoldoende begeleiding had gekregen en dat er geen toetsgesprek had plaatsgevonden, zoals voorgeschreven in de Studiegids Raio-opleiding 2010. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de begeleiding voldoende was geweest en dat het ontbreken van een toetsgesprek geen gevolgen had voor de beoordeling. De Raad benadrukte dat de toetsing van de inhoud van een beoordeling beperkt is tot de vraag of deze op onvoldoende gronden berust. Appellant voerde ook aan dat persoonlijke omstandigheden, zoals een brand in zijn woning en zijn huwelijk, zijn functioneren negatief hadden beïnvloed. De Raad oordeelde dat dergelijke omstandigheden niet konden leiden tot hogere scores dan gerechtvaardigd op basis van het feitelijk functioneren.
De Raad concludeerde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de scores B voor de resultaatgebieden zitting en professionalisering niet op onvoldoende gronden berustten. De uiteindelijke beoordeling van de functievervulling met een score B werd gehandhaafd. De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 maart 2014.