ECLI:NL:CRVB:2014:249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- R. Kooper
- J.E.M. Polak
- Rechtspraak.nl
Ontslag wegens ongeschiktheid van een ambtenaar met medische beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die sinds 1989 werkzaam was bij de rechtsvoorganger van het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) als administratief medewerker. Vanwege geestelijke beperkingen, waaronder een beperking van het korte termijngeheugen, was appellant aangewezen op gestructureerde en repeterende werkzaamheden. In 2011 verleende het college appellant eervol ontslag op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor zijn functie, met toepassing van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). Appellant stelde dat zijn beperkingen bij aanvang van zijn dienstverband bekend waren en dat hij enkel niet meer kon functioneren door veranderingen in de organisatie, zoals de invoering van geautomatiseerde systemen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de ongeschiktheid van appellant voor de functie het gevolg was van zijn geestelijke beperkingen, die bij het college bekend waren en onveranderd bleven. De Raad concludeerde dat het college niet bevoegd was om appellant op andere dan medische gronden te ontslaan. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit, en herstelde het ontslag op basis van artikel 94, eerste lid, aanhef en onder e, van het Barp, dat betrekking heeft op ongeschiktheid wegens ziekte. De Raad oordeelde dat het college appellant niet voldoende had ondersteund in het vinden van passend werk en dat de ontslaggrond niet in stand kon blijven.
De Raad besloot dat het college de kosten van appellant in bezwaar, beroep en hoger beroep moest vergoeden, tot een totaalbedrag van € 2.832,-. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 januari 2014.