ECLI:NL:CRVB:2017:1175
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- W.F. Claessens
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en dwangsom
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die sinds 10 mei 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Heerhugowaard om de bijstand van appellante te beëindigen en in te trekken, heeft bekrachtigd. De aanleiding voor de intrekking was een melding van de klantmanager van appellante over een gezamenlijke huishouding met de vader van haar jongste kind. Na een onderzoek door de sociale rechercheurs, dat onder andere bestond uit observaties en een huisbezoek, concludeerde het college dat appellante en de vader van haar kind een gezamenlijke huishouding voerden zonder dit te melden. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten, maar het college verklaarde deze ongegrond. De rechtbank bevestigde dit oordeel, waarbij zij oordeelde dat de onderzoeksresultaten voldoende steun boden voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij onder druk is gezet tijdens het verhoor en dat de cautie niet is gegeven. De Raad oordeelt dat appellante aan haar verklaring kan worden gehouden en dat het college op juiste wijze heeft gehandeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.