In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een boete die is opgelegd aan betrokkene, omdat zij niet heeft voldaan aan de verplichting om zorgverzekeringen af te sluiten voor haar minderjarige kinderen. Appellant, Zorginstituut Nederland, heeft betrokkene herhaaldelijk aangemaand om binnen een termijn van drie maanden zorgverzekeringen voor haar zonen af te sluiten. Na het verstrijken van deze termijn heeft appellant boetes opgelegd op grond van artikel 9b van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen deze boetes, maar haar bezwaren zijn ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak de bestreden besluiten vernietigd, omdat appellant niet had nagegaan of de verzekering bij Vanbreda International voldeed aan de eisen van de Zvw. In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat betrokkene niet heeft voldaan aan de aanmaningen en dat de opgelegde boetes terecht zijn. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beroepen van betrokkene ongegrond verklaard. De Raad benadrukt dat de verplichting tot het afsluiten van een zorgverzekering alleen is voldaan als de verzekering voldoet aan de wettelijke eisen. De Raad heeft ook overwogen dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een lagere boete rechtvaardigden.