In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een rechtspersoon uit Kollum en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De zaak betreft de oplegging van een bestuurlijke boete van € 1.200,- aan de eiseres wegens het niet handhaven van een rookverbod tijdens het Oktoberfest op 4 oktober 2015. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister, dat het eerdere besluit om de boete op te leggen, ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, ondanks dat eiseres aanvoerde dat de locatie van het evenement niet correct was vermeld in de besluitvorming. De rechtbank oordeelde dat het gebrek in de motivering van het bestreden besluit kon worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het niet aannemelijk was dat eiseres hierdoor benadeeld was. De rechtbank concludeerde dat de bestuurlijke boete terecht was opgelegd, aangezien de overtreding van het rookverbod was vastgesteld door toezichthouders van de NVWA. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het griffierecht te vergoeden of om proceskosten te veroordelen.