Uitspraak
OVERWEGINGEN
14 augustus 2012 en verlaagd tot € 16.428,52.
.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had zich op 27 oktober 2011 ziek gemeld terwijl zij op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante vanaf 26 januari 2012 recht had op een ZW-uitkering, maar later besloten dat zij over de periode van 26 januari 2012 tot en met 23 oktober 2013 onverschuldigd ZW-uitkering had ontvangen, wat resulteerde in een terugvordering van € 52.735,66. Na bezwaar van appellante is dit bedrag verlaagd tot € 16.428,52, maar appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen dringende redenen zijn om de terugvordering te beperken. De Raad heeft overwogen dat de psychische klachten van appellante, die zij tijdens de procedure heeft ervaren, niet het gevolg zijn van de terugvordering en dat de financiële consequenties van de terugvordering niet onaanvaardbaar zijn. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt dat dringende redenen voor terugvordering slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen worden aangenomen, en dat de omstandigheden van appellante niet voldoende bijzonder zijn om van de terugvordering af te zien.