Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
ZW-uitkering ten bedrage van € 9.525,36 wordt teruggevorderd.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de herziening en terugvordering van een Ziektewet (ZW) uitkering van appellante, die ook een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had besloten dat de ZW-uitkering van appellante, die vanaf 12 mei 2010 was ontvangen, in mindering zou worden gebracht op de WAO-uitkering. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 9.525,36 over de periode van 12 mei 2010 tot en met 6 maart 2011.
Appellante, bijgestaan door haar advocaat, voerde aan dat zij door psychische klachten niet in staat was om haar belangen redelijk te waarderen en dat zij niet had beseft dat zij teveel uitkering ontving. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de psychische klachten van appellante. De Centrale Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de psychische klachten van appellante niet het gevolg waren van de terugvordering, maar al eerder aanwezig waren.
De Raad overwoog dat het Uwv verplicht was tot terugvordering van onverschuldigd betaald ziekengeld, tenzij er dringende redenen waren om hiervan af te zien. De Raad concludeerde dat de omstandigheden van appellante niet voldoende waren om te spreken van dringende redenen, en dat de terugvordering rechtmatig was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek van appellante om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente werd afgewezen. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.