Uitspraak
OVERWEGINGEN
22 mei 2009 (premiejaar 2003), respectievelijk 28 augustus 2009 (premiejaren 2004 en 2005), zijnde de dagen waarop de restitutiebedragen zijn betaald. Daarbij heeft het Uwv overwogen dat bij de beoordeling of er een verplichting bestaat tot het vergoeden van wettelijke rente wordt getoetst of sprake is van een onrechtmatig besluit, of er sprake is van causaal verband en of er maatregelen zijn genomen om de schade te beperken. Het Uwv is van oordeel dat appellante geen maatregelen heeft genomen om de schade te beperken, nu appellante geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de besluiten waarbij de gedifferentieerde
18 december 2008. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een gelijk geval ten opzichte van zaken waarin de herzieningsverzoeken eerder zijn gedaan, zodat het beroep van appellante op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. De rechtbank heeft daarom het beroep ongegrond verklaard.
5 september 2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AY7543 en van 2 augustus 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB1132).
1 juli 2009 het volgende is bepaald:
18 december 2008 wordt, gelet op alle relevante omstandigheden, billijk geacht. Dat betekent dat het Uwv terecht ingaande 18 december 2008 wettelijke rente heeft vergoed over het bedrag van € 1.824,98 (het in het besluit van 22 mei 2009 vastgestelde correctiebedrag over het premiejaar 2003).
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 27 februari 2012 gegrond en vernietigt dat besluit;
- herroept het besluit van 31 oktober 2011 in zoverre dat het Uwv aan appellante wettelijke rente dient te vergoeden over het bedrag van € 23.755,37 (premiejaar 2004: € 8.264,44; premiejaar 2005: € 15.491,37) over de termijn tussen de betaling daarvan door appellante en de terugbetaling aan appellante en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 31 oktober 2011;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.480,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 788,- vergoedt.