ECLI:NL:CRVB:2005:AU8983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Herziening van dagloon met terugwerkende kracht en schadevergoeding in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het dagloon van gedaagde, die eerder een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontving. De Raad heeft de feiten en omstandigheden rondom de toekenning van het dagloon en de daaropvolgende verzoeken van gedaagde tot herziening onderzocht. Gedaagde had in 1994 een uitkering ontvangen, waarbij het dagloon was vastgesteld op f 171,05. In 2002 verzocht gedaagde om rekening te houden met een reiskostenvergoeding en een pensionkostentoeslag, wat leidde tot een herziening van het dagloon naar € 80,20. Appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, had in eerste instantie geen wettelijke rente vergoed over de nabetaling, omdat gedaagde niet tijdig had geprotesteerd tegen de hoogte van het dagloon.
De rechtbank had eerder de beslissing van appellant vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat gedaagde niet tijdig gebruik had gemaakt van de openstaande rechtsmiddelen om het onrechtmatige besluit van 1994 aan te vechten. De Raad benadrukte dat gedaagde zelf verantwoordelijk was voor het verstrekken van volledige informatie en dat hij niet had voldaan aan de verplichtingen om de gevolgen van het besluit te beperken. Hierdoor was de schade die gedaagde had geleden, volledig aan hem toe te rekenen.
De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat appellant de wettelijke rente over de nabetaling vanaf een eerdere datum dan 1 juli 2002 moest vergoeden. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van gedaagde werd ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen termen waren voor vergoeding van proceskosten, gezien de omstandigheden van de zaak.