ECLI:NL:CRVB:2016:3215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep tegen dienstopdracht en weigering teruggave dienstwapen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, werkzaam als rechercheur bij de Nationale Politie, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen een dienstopdracht van 30 juli 2013 niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij verzuimd had eerst bezwaar te maken. De appellant had zich ziek gemeld en zijn dienstwapen was uit voorzorg ingenomen vanwege zorgen over zijn mentale weerbaarheid. De korpschef had de appellant een schriftelijke waarschuwing gegeven en buitengewoon verlof verleend, wat de appellant aanvocht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht de niet-ontvankelijkheid had uitgesproken, maar dat het beroepschrift alsnog als bezwaarschrift behandeld moest worden. De Raad oordeelde verder dat de korpschef in redelijkheid het dienstwapen niet kon teruggeven aan de appellant, gezien zijn emotionele toestand en de visie van de bedrijfsarts. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank voor het overige, maar vernietigde de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de weigering van de teruggave van het dienstwapen. De korpschef werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant.