Uitspraak
18.5536 AW
OVERWEGINGEN
1 januari 2013 van de Nationale Politie. Hij was sinds 3 december 2005 werkzaam in de functie van rechercheur A bij bureau [X.]. In die functie is hij in 2008 aangewezen als tactisch rechercheur in het kader van de Team Grootschalig Optreden
(TGO)-Uitvoeringsregeling Haaglanden.
22 februari 2013 aan bureau [Y.] gelopen. Op 17 april 2013 heeft verzoeker zich ziek gemeld. Uit preventieve overwegingen is zijn dienstwapen op grond van verminderde mentale weerbaarheid ingenomen. Na een dienstopdracht heeft verzoeker bij bureau [X.] een aanvang gemaakt met de re-integratie en zijn werkzaamheden vervolgens uitgebouwd.
30 oktober 2013 tot 4 november 2013. Bij besluit van 31 oktober 2013 heeft de korpschef verzoeker op grond van artikel 64 van het Barp verplaatst naar bureau [Y.] in de functie van rechercheur A, waarna de ingangsdatum van deze overplaatsing is bepaald op
4 november 2013. Bij brief van 8 november 2013 heeft de korpschef geweigerd het dienstwapen aan verzoeker terug te geven.
1 april 2013 geen formele wijzigingen zijn geweest die relevant zijn voor de situatie van verzoeker in het LFNP.
16 december 2013 ongegrond verklaard.
LFNP-functie Generalist Tactische Opsporing, salarisschaal 7, per 1 januari 2012 kan in stand blijven.
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
19 juni 2018 in beginsel als een nieuw feit kan worden aangemerkt. Zoals hierna wordt toegelicht wordt namelijk niet voldaan aan de in artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb vermelde voorwaarde dat als die verklaring bij de Raad bekend was geweest, dit tot een andere uitspraak zou hebben kunnen leiden. De niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de waarschuwing kan niet geraakt worden door de al dan niet erkenning door de korpschef van de discriminatie bij de stage voor recherchecoördinator. Het buitengewoon verlof en de overplaatsing zijn gebaseerd op de verstoorde verhouding tussen verzoeker en zijn leidinggevende in oktober 2013 en de daardoor aanwezige onwerkbare situatie. Een al dan niet erkenning door de korpschef van een discriminatie in 2011 kan voor de houdbaarheid van deze maatregelen niet van betekenis zijn. Hetzelfde geldt voor de weigering van de teruggave van het dienstwapen van verzoeker in november 2013, die de Raad houdbaar heeft geacht vanwege het ontbreken van een stabiel beeld bij verzoeker en zijn emotionele gedrag. De regels over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie bieden geen ruimte om betekenis toe te kennen aan een discriminatiekwestie bij het volgen van een stage.
3 mei 2018 dat hij bij de dienstopdracht aan verzoeker van 30 juli 2013 het advies van de arbeidsdeskundige niet heeft opgevolgd. Reeds omdat de opdracht van de korpschef om in bureau [X.] te starten met de re-integratie zonder meer al niet in overeenstemming was met het advies van de arbeidsdeskundige om verzoeker aan een ander bureau te laten
re-integreren, kan een erkenning daarvan niet aangemerkt worden als een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb.
BESLISSING
J.C.F. Talman als leden, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 november 2019.