Uitspraak
11 september 2015, 14/6081 (aangevallen uitspraak)
mr. Kruseman. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.T. ’t Jong. Na de behandeling ter zitting zijn de zaken weer gesplitst.
OVERWEGINGEN
bed-bad-broodvoorziening. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar haar uitspraak van
8 mei 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:2651, overwogen dat meerderjarige vreemdelingen zonder geldige verblijfsstatus, zoals betrokkene, een onvoorwaardelijk recht hebben op onderdak, voedsel en kleding en dat opvang in een Vrijheidsbeperkende Locatie (VBL) niet als voorliggende voorziening kan worden aangemerkt.
4 maart 2014 ten onrechte alleen als aanvraag zijn aangemerkt. De VBL kan volgens betrokkene niet worden aangemerkt als een voorziening die voorliggend is op opvang op grond van de Wmo nu inmiddels is gebleken dat veel vreemdelingen zoals betrokkene niet tot de VBL worden toegelaten. Betrokkene stelt voorts dat in zijn geval de voorwaarde mee te werken aan vertrek uit Nederland niet gesteld kan worden.
17 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3096, begrijpt de Raad het bestreden besluit aldus dat is beslist op zowel de bezwaren van 28 december 2013 en 4 maart 2014 als op het bezwaar tegen het besluit van 16 april 2014, in die zin dat betrokkene vanaf 29 november 2013 geen recht had op opvang op grond van de Wmo en dat voor zover betrokkene wel (tijdelijk) opvang is geboden, deze opvang onverplicht is geweest.