ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ3544
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. van Leuven
- E. Reinking
- M. van Montfoort
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over belanghebbendheid van de vader in uithuisplaatsing van minderjarige kinderen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 september 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de vader als belanghebbende moet worden aangemerkt in de procedure omtrent de uithuisplaatsing van zijn minderjarige kinderen. De vader was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter van 27 december 2005, waarin was beslist dat hij niet langer als belanghebbende werd aangemerkt. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.H.C.K. Reijans, voerde aan dat hij recht en belang heeft bij de beslissingen die de kinderen aangaan en ontkende de beschuldigingen van huiselijk geweld en agressief gedrag. Jeugdzorg, vertegenwoordigd door mevrouw M.G.J. Munnichs-Leemrijse en mevrouw B. Rongen, stelde dat de veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd zou zijn als de vader als belanghebbende werd aangemerkt. De moeder van de kinderen steunde echter het standpunt van de vader en vond het belangrijk dat hij betrokken bleef bij de beslissingen over de kinderen.
Het hof oordeelde dat de vader, als biologische vader en ouder, rechtstreeks belang heeft in de procedure en dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om hem niet als belanghebbende aan te merken. De stelling van Jeugdzorg dat de veiligheid van de kinderen niet gewaarborgd zou zijn, werd niet onderbouwd. Het hof vernietigde de bestreden beschikking en verklaarde de vader opnieuw als belanghebbende in de procedure. Deze uitspraak benadrukt het belang van de betrokkenheid van ouders bij beslissingen die hun kinderen aangaan, vooral in situaties van uithuisplaatsing.