ECLI:NL:GHLEE:2012:BW1989
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de vader tegen de beschikking van de kinderrechter inzake ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden, waarin de minderjarige [kind] onder toezicht is gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend. De vader heeft de minderjarige erkend, maar het hof oordeelt dat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De minderjarige is direct na de geboorte uithuis geplaatst en de vader heeft nooit in gezinsverband met het kind geleefd of zorg voor hem gedragen. De kinderrechter had eerder op 5 september 2011 de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige goedgekeurd, en de vader verzocht in hoger beroep deze beschikkingen te vernietigen en de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoeken. Tijdens de zitting op 12 maart 2012 zijn de advocaten van de vader en de moeder verschenen, evenals vertegenwoordigers van BJZ en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de vader in zijn hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De vader heeft geen gezag over de minderjarige en heeft nooit in gezinsverband met hem geleefd. Het hof verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beschikkingen van de kinderrechter.