ECLI:NL:CRVB:2016:1230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om maatschappelijke opvang wegens gebrek aan dakloosheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, een Ghanese vrouw geboren in 1977, had verzocht om maatschappelijke opvang voor haar en haar zoon, maar haar aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De Raad oordeelde dat niet was aangetoond dat appellante en haar zoon dakloos waren of een concrete dreiging van dakloosheid ondervonden. Appellante had op verschillende adressen bij vrienden en kennissen verbleven, terwijl haar zoon bij zijn tante woonde. De Raad stelde vast dat appellante zich had kunnen melden bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) voor opvang in een gezinsopvanglocatie, wat door het college als een voorliggende voorziening werd aangemerkt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat de omstandigheid dat appellante om persoonlijke redenen geen gebruik wilde maken van de aangeboden opvang, niet afdeed aan de beschikbaarheid ervan. De uitspraak bevestigde dat de weigering van het college om maatschappelijke opvang te bieden, een redelijke afweging was van de publieke en particuliere belangen.