ECLI:NL:CRVB:2014:2444
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.M. van Male
- G. van Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatschappelijke opvang op basis van Wmo en beoordeling van financiële situatie van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een Nigeriaanse man geboren in 1964, heeft een aanvraag ingediend voor toelating tot de maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat de appellant niet kon aantonen dat hij niet in staat was om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. De Raad oordeelde dat de appellant, ondanks zijn medische situatie, niet voldoende bewijs had geleverd dat hij het nabetaalde bedrag van € 2000,- in oktober 2011 niet had kunnen gebruiken voor zijn opvangkosten. De Raad benadrukte dat de Wmo alleen opvang biedt aan personen die niet in staat zijn om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. De Raad concludeerde dat de weigering van de toelating tot de maatschappelijke opvang een eerlijke afweging was tussen de publieke belangen en de particuliere belangen van de appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen schadevergoeding toegekend. De Raad heeft ook opgemerkt dat de appellant recht had op een financiële bijdrage van € 375,- per maand, maar dat deze niet was uitbetaald in oktober 2011, wat de appellant niet kon gebruiken als argument voor zijn aanvraag.