ECLI:NL:CRVB:2014:138
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.H. Bel
- G. Zeben-de Vries
- D.S. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om maatschappelijke opvang aan uitgeprocedeerde asielzoekster zonder geldige verblijfstitel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda. De appellante, een uitgeprocedeerde asielzoekster van Congolese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag was ingediend omdat zij haar huidige opvang per 1 augustus 2012 moest verlaten en geen alternatieve opvang had. Het college van burgemeester en wethouders van Breda heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellante niet beschikte over een geldige verblijfstitel en er geen positieve verplichting bestond om haar opvang te bieden.
De voorzieningenrechter had het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en het beroep tegen de weigering om tijdig te beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Ook het beroep tegen de afwijzing van de opvang was ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat appellante niet als kwetsbaar persoon kon worden aangemerkt volgens artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en dat zij gebruik kon maken van de opvangvoorzieningen in een vrijheidsbeperkende locatie (VBL).
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij wel tot de kwetsbare groep behoort en dat het college als vangnet had moeten fungeren. De Raad heeft vastgesteld dat appellante, gezien haar verblijfsstatus, geen aanspraak kan maken op maatschappelijke opvang. De Raad heeft de eerdere uitspraak bevestigd, omdat appellante zich had kunnen melden bij de DT&V voor opvang in de VBL, en er geen noodzaak was voor het college om haar maatschappelijke opvang te bieden. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.