ECLI:NL:CRVB:2015:818
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van giften en hun invloed op bijstandsverlening onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2015, gaat het om de beoordeling van bedragen die appellanten hebben ontvangen in de periode dat zij in afwachting waren van een besluit op hun bijstandsaanvraag. Appellanten, die bijstand hebben aangevraagd op 6 juli 2012, hebben betoogd dat de ontvangen bedragen leningen waren die terugbetaald moesten worden. Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Brunssum Onderbanken Landgraaf (ISDBOL) heeft echter deze bedragen als giften aangemerkt en in mindering gebracht op de bijstandsverlening. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de bedragen leningen waren. De bedragen, die op de bankrekeningen van appellanten zijn bijgeschreven, zijn door het dagelijks bestuur als inkomsten aangemerkt, wat in overeenstemming is met de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak die stelt dat kasstortingen en bijschrijvingen op bankrekeningen van bijstandontvangers in beginsel als middelen worden beschouwd. De Raad heeft geoordeeld dat het beleid van het dagelijks bestuur om giften als middelen in aanmerking te nemen, binnen de grenzen van een redelijke wetsuitleg valt. De uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep van appellanten ongegrond had verklaard, is door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.