Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellant, die in het verleden een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had bezwaar gemaakt tegen een boete die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was opgelegd wegens vermeende schending van de inlichtingenverplichting. De appellant had zich ziek gemeld en na beëindiging van zijn WW-uitkering had hij een aanvraag voor herleving van zijn uitkering ingediend. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellant in de periode van 30 juli 2012 tot en met 2 september 2012 werkzaamheden had verricht voor een bedrijf, wat hij ontkende. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep oordeelde de Raad dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan naar de juistheid van de door appellant aangevoerde feiten. De Raad concludeerde dat de gestelde overtreding niet vaststond en dat het Uwv daarom niet bevoegd was om een boete op te leggen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van appellant werd gegrond verklaard en het boetebesluit werd herroepen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.