ECLI:NL:CRVB:2015:4104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen door werkgever
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een loonsanctie die was opgelegd aan appellante, een werkgever, door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een werknemer die op 28 juni 2010 uitviel wegens een neurologische aandoening. Het Uwv had op 29 mei 2012 besloten het tijdvak waarin de werknemer recht had op loon tijdens ziekte met 52 weken te verlengen, omdat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende waren. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Limburg onderschreef het standpunt van het Uwv en verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellante dat de belastbaarheid van de werknemer beperkt was en dat de verrichte arbeidsomvang het maximaal haalbare was. Appellante voerde aan dat zij had voldaan aan een deskundigenoordeel dat een revalidatietraject aanbeval. Het Uwv en de belanghebbende, de werknemer, stelden zich echter op het standpunt dat de re-integratie-inspanningen van appellante onvoldoende waren, omdat deze zich te veel richtten op een te beperkte werkhervatting van slechts 10 uur per week.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante onvoldoende re-integratie-activiteiten had verricht. De Raad bevestigde dat de bedrijfsarts de belastbaarheid van de werknemer te laag had ingeschat en dat appellante verantwoordelijk was voor de adviezen van de bedrijfsarts. De Raad oordeelde dat het beroep op het deskundigenoordeel niet kon baten, omdat de re-integratie-inspanningen na het verkrijgen van het deskundigenoordeel waren gestagneerd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond.